Verkenning Veilige Vecht: waterveiligheid via systeemmaatregelen?

De Vechtdijken tussen Dalfsen en Zwolle voldoen niet meer aan de wettelijke overstromingsnormen. Samen met en in opdracht van Waterschap Drents Overijsselse Delta heeft Witteveen+Bos met Royal HaskoningDHV en Land-iD een integrale variantenanalyse uitgevoerd binnen het project Veilige Vecht. Doel: de beste manier bepalen om de waterveiligheid in dit deel van Overijssel te herstellen.

Het project maakt deel uit van het landelijke Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP), dat zorgt dat alle Nederlandse dijken uiterlijk in 2050 weer aan de wettelijke normen voldoen. De verkenningsfase van het project Veilige Vecht moet resulteren in een voorkeursvariant. Een groot deel van deze dijken en uiterwaarden liggen in beschermde natuurgebieden: het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en het Natura 2000-gebied ‘Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht’. Deze beschermde status en de onderliggende natuur- en cultuurwaarden zijn een constante wegingsfactor geweest in de onderzoeken.

Stroomgebied door NL

Elementair voor deze opgave is dat het stroomgebied van de Overijsselse Vecht voor ongeveer 60 % in Nederland ligt; de rivier komt in de buurt van Gramsbergen in Nederland binnen en mondt bij Zwolle uit in het Zwarte Water. De Dinkel en Regge voeren hun water af naar de Overijsselse Vecht. Dit feit maakt dat watersysteemmaatregelen relatief veel invloed zouden kunnen hebben op het beperken van een hoogwatergolf.

Binnen de Verkenning Veilige Vecht hebben we onderzocht of watersysteemmaatregelen in het hele stroomgebied van de Vecht kunnen bijdragen aan de waterveiligheid tussen Dalfsen en Zwolle. Voorbeelden hiervan zijn: water vasthouden in het stroomgebied, water remmen en vasthouden op maaiveld langs de Vecht en vergroten van de afvoer.  Daarmee kan mogelijk de hoogwatergolf op de Vecht worden verlaagd, waardoor de dijk wellicht minder hoeft te worden verhoogd.

Bij dit onderzoek zijn berekeningen gemaakt op basis van een hoogwatergolf die eens in de duizend jaar voor zou kunnen komen. Dit is een veelvoud aan water in vergelijking met de hoogwaterperiode in december 2023 en ook een veel hoger waterpeil dan in 1998, toen een groot gedeelte van dit deel van Overijssel onder water stond. De ‘1000 jaar watergolf’ vertegenwoordigt een afvoer van 500 kubieke meter water per seconde.

Of watersysteemmaatregelen als alternatief (deels) kunnen fungeren voor het verhogen van de bestaande dijken is integraal onderzocht. Dit is gedaan om ook de andere functies in het gebied mee te wegen, zoals landbouw, natuur- en recreatie en wonen. Ook is verkend of de te treffen maatregelen kunnen bijdragen aan een beperking van het watertekort in droge perioden.

Bij het onderzoek zijn de gebieden in en buiten de uiterwaarden gedefinieerd langs parameters als inzetbaarheid zonder grote civieltechnische ingrepen en niet-intensief gebruik. Er is uitgegaan van een extra berging van 25 centimeter bovenop de reguliere waterstanden in zo’n natte periode.

De conclusie van het onderzoek is dat gebruikmaken van watersysteemmaatregelen niet de capaciteit biedt die nodig is om de hoogwatergolf substantieel te verlagen. Om echt effect te sorteren, zou het nodig zijn om circa 10 % van het gebied in te zetten voor waterberging. Dit is in het stroomgebied niet mogelijk op korte termijn. De hoogte van de hoogwatergolf komt in de modellen deels voor rekening van een storm. Storm die zorgt dat water vanuit het IJsselmeer de Vecht op wordt gestuwd. Dat is met systeemmaatregelen niet op te vangen. Bij het toekomstbestendig maken van de Vechtdijken is het inzetten van systeemmaatregelen, met uitzondering van de nevengeul Vechterweerd, daarom afgevallen. Wel biedt het onderzoek waardevolle inzichten om verder bovenstrooms de veiligheidsopgave op de langere termijn klimaatadaptiever in te richten.

Zanddijken versterken

Een logisch gevolg van deze uitkomst is dat de waterveiligheid moet worden bereikt met het aanpassen van de dijken zelf. Kenmerkend voor de Vechtdijken is dat deze minder toegankelijk zijn dan de exemplaren langs de Rijn, Waal en IJssel. Het zijn bovendien zanddijken in plaats van dijken van klei, wat een specifieke aanpak van de dijkversterking vraagt.

Bij het opstellen van het milieueffectrapport en de integrale variantenanalyse is toegewerkt naar een voorkeursalternatief voor dijkversterking die waterveiligheid borgt en ook maakbaar, betaalbaar en vergunbaar is. Dit is onder meer gedaan langs deze beoordelingscriteria:

  1. Versterking in de grond waar mogelijk in plaats van de aanleg van constructies, want duurzaam, circulair, eenvoudiger uit te breiden (dus toekomstbestendiger) en onverslijtbaar. En ook: eenvoudiger te inspecteren en te beheren en veelal goedkoper in aanleg.
  2. Voldoende beschikbare ruimte om de oplossing goed in te passen. De dijkversterking mag lokaal geen onevenredig groot effect hebben op aanwezige waarden en functies (zoals woningen, belangrijke infrastructuur of natuurwaarden). Ook mag de dijkversterking niet leiden tot een versnipperd aanzicht: over langere lengte is een eenduidig beeld het doel.
  3. Aanpassingen aan het rivierbed zoveel mogelijk voorkomen. Zo blijft het rivierbed klimaatrobuust en toekomstbestendig. Daarom is eerst gekeken of binnendijks voldoende ruimte is voor de versterking. Bij belemmeringen aan de landzijde (bijvoorbeeld bij woningen en belangrijke infrastructuur) of als er voldoende ruimte is in het rivierbed, dan is de versterking buitendijks opgenomen. Bij het selecteren van een voorkeursalternatief weegt ook mee dat oplossingen recht moeten doen aan de unieke locatie, eigenschappen en ontstaansgeschiedenis van de dijk.

 

Variërend dijkontwerp

Het onderzoek heeft geleid tot twee kansrijke alternatieven, waarvan na een verdiepende analyse de beste elementen zijn gecombineerd in het voorkeursalternatief. Het gevolg is dat er niet één uniform dijkontwerp is over het gehele traject Dalfsen-Zwolle, maar dat het dijkontwerp varieert, passend bij de omgeving. Daarmee wordt recht gedaan aan de typische Vechtdijk.

Bij het versterken wordt aangesloten bij hoe de dijk er vanuit het verleden en nu uitziet. Een zandige dijk, met flauwe taluds en het type planten dat zich daar thuis voelt. Door het toevoegen van zand worden de biodiversiteit en andere natuurwaarden vergroot. Ook worden oplossingen toegepast die het mogelijk maken om de uitstraling van de dijk compact te houden. Een belangrijk ingrediënt is het toevoegen van klei in de bekleding. Zo kunnen de dijken hun compacte vorm met een smalle kruin en een steil talud behouden.

Voorkomen piping

Om de betrouwbaarheid van de zanddijken te garanderen, is een nieuwe oplossing bedacht tegen piping: stoorlaagvermenging. Hierbij wordt de dunne stoorlaag (tot een cm of 30 dik) met ongeveer anderhalve meter zand gemengd in situ direct onder maaiveld. Daardoor wordt de stoorlaag voldoende doorlatend gemaakt, waardoor kwelwater kan uittreden zonder zand mee te nemen en wordt piping voorkomen. Bijkomende voordelen zijn dat stoorlaagvermenging significant goedkoper en duurzamer is dan traditionele maatregelen en bovendien een kleinere impact heeft op de omgeving. Deze techniek is toepasbaar op circa 15 kilometer van het projectgebied.

Meekoppelkansen

Binnen het project Veilige Vecht is ook gekeken naar meekoppelkansen: initiatieven met doelen anders dan waterveiligheid, die voordelen en synergie bieden voor het gebied en financieel haalbaar zijn. Dit heeft geleid tot een aantal mogelijkheden die meegaan naar de planuitwerking. Een voorbeeld is de meekoppelkans aan de Zuidelijke Vechtdijk. Hier wordt verbetering van de fietsverbinding onderzocht in combinatie met de aanleg van de nevengeul Vechterweerd. Deze nevengeul is een systeemmaatregel en dient ter compensatie van de rivierkundige effecten door de buitenwaartse versterking van de dijk op enkele deeltrajecten. De nevengeul wordt ook voor vismigratie ingericht. Het betreft een meekoppelkans vanuit de KRW (Kaderrichtlijn Water) met kansen voor verbeteringen van flora, fauna en waterkwaliteit.

Deel deze pagina