Onderzoek naar baanstabiliteit spoorwegen

Van veel spoordijken die in Nederland onder het spoor liggen, is niet bekend of deze stabiel blijven bij intensiever gebruik of bij een veranderend klimaat. Het treinverkeer groeit echter, dus het is belangrijk om te weten of de baanlichamen waarop het spoor rust daar tegen kunnen. Zeker als acht op de tien spoordijken meer dan honderd jaar oud zijn. Daarom zette ProRail in 2020 het onderzoeksprogramma ‘Programma baanstabiliteit’ op, waarin onder andere door vier ingenieursbureaus de stabiliteit van ruim 2.600 kilometer aan spoordijken in Nederland in kaart gebracht wordt.

Zo werkten Witteveen+Bos, Arcadis, Sweco en Royal HaskoningDHV gezamenlijk aan een inventarisatie van de huidige kwaliteit van de spoordijken. Eind 2023 werd duidelijk dat op basis van dat onderzoek, zoals verwacht, nader onderzoek noodzakelijk is op een aantal trajecten. Landelijke media stelden daarop vragen over de veiligheid van de spoordijken. Geotechnisch ingenieur Jos de Greef van Witteveen+Bos: ‘Er is geen sprake van een acuut veiligheidsprobleem. De vraag van ProRail anticipeert op een groeiend gebruik van het spoor, door toenemende reizigers- en goederenstromen. Als zij het spoor vaker en met zwaarder materieel willen gaan gebruiken, is het goed dat er van tevoren onderzocht wordt of dat veilig kan.’

TerraPlus

Om de informatie over de bodem op eenduidige wijze te verzamelen, in te zien en te delen, werd voor dit onderzoek de software TerraPlus ingezet. Deze applicatie werd door W+B-ingenieurs ontwikkeld vanuit de behoefte om data uit bodemonderzoek inzichtelijk en toegankelijk te maken. Met behulp van TerraPlus is de opbouw van de ondergrond van alle spoordijken in Nederland inzichtelijk gemaakt. Deze informatie is gebruikt als input voor het onderzoek naar de stabiliteit van het baanlichaam, waarin meer dan een miljoen berekeningen zijn uitgevoerd.

Volgende fases

Voor een groot deel van de spoordijken is meer onderzoek nodig. Dat gebeurt in de tweede fase. Daarin worden de inzichten uit de eerste fase verrijkt met archiefonderzoek, specifieke kennis over locaties en grondonderzoek. Trajecten waar al meer, snellere of zwaardere treinen gepland zijn, krijgen daarbij voorrang.

Voor een deel van Nederland zullen daarop maatregelen nodig blijken om de stabiliteit van de baanlichamen te waarborgen. Maatregelen zijn bijvoorbeeld het aanbrengen van damwanden of steunbermen, of het monitoren van de stabiliteit met sensoren. Op sommige plekken worden gelijk al maatregelen getroffen, zoals het monitoren van de spoordijk tussen Deventer en de Nederland-Duitse grens bij Oldenzaal om de impact van de versnelde intercity Berlijn te kunnen volgen. Ook tussen Delft en Schiedam doet ProRail onderzoek naar hoe de spoordijk kan worden versterkt, omdat daar de komende jaren meer treinen gaan rijden.