Bodem- en grondwaterverontreiniging op de cokesfabriek

Op het terrein van de voormalige Cokeries du Brabant zijn - ten gevolge van de exploitatie van de cokesfabriek -een aantal historische bodem- en grondwaterverontreinigingen ontstaan. Witteveen+Bos begeleidt De Vlaamse Waterweg, die eigenaar is van het terrein, met de bodemsanering.

 

De cokesfabriek was actief vanaf de jaren ’20 tot de jaren ’70 van de vorige eeuw. In de jaren ’70 werden de activiteit van de cokesfabriek stopgezet, cokesfabriek afgebroken en het terrein heringericht. Daaropvolgend zijn verschillende andere activiteiten op het terrein ontplooid waaronder op- en overslag van goederen, een betoncentrale en een brandstoffendepot.

De bodemverontreiniging op het terrein is voornamelijk afkomstig van de cokesfabriek en bestaat uit verontreinigingen met typische gasfabriek parameters zoals: minerale olie, PAK’s en BTEX, fenolen en NSO-verbindingen en ook cyanides.

Bodemonderzoek biedt inzicht in de aard van de verontreiniging en de verspreidingsrisico’s

Dankzij innovatieve onderzoeksmethodes, zoals: EnISSA, OIP en fluxmetingen konden we de verontreiniging beter karakteriseren. Dit heeft geleid tot een beter inzicht in de verspreiding van de verontreiniging in de diepere grondwaterlagen en in een beter inzicht van het voorkomen van puur product in de bodem.

Het bijkomend onderzoek heeft geleid tot de belangrijke conclusie, namelijk dat de bodemverontreiniging met organische parameters (PAK, minerale olie, BTEX) geen sterk verspreidingsrisico heeft opgeleverd. Bovendien zetten we ook klassieke staalnames met behulp van peilbuizen in om de verspreiding van de verontreiniging continu te evalueren. Dit is wel het geval voor de aanwezige cyanideverontreiniging in het grondwater.

Voorbereiding van de overdracht en de sanering van het noordelijk deelterrein

Witteveen+Bos heeft De Vlaamse Waterweg begeleid bij het in concessie geven van het noordelijk deelterrein, een braakliggend stuk, van de voormalige Cokeries. Hierbij hebben we onze expertise m.b.t. de bodemwetgeving ingezet, zodat de uitvoering van de bodemsanering een belangrijke voorwaarde zou vormen bij de overdracht.

De bodemsanering voor de verontreinigingen op dit deelterrein wordt intussen overgenomen door de nieuwe concessionaris. Om het opnieuw in concessie geven niet nodeloos ingewikkeld te maken is voorafgaand aan deze overdracht de saneringsplicht - ten gevolge van de activiteiten van de brandstoffenopslag - door De Vlaamse Waterweg overgenomen. Ook voor deze overname hebben we onze klant geadviseerd.

Met de resultaten van dergelijk onderzoek kunnen we de impact van de sanering en de kosten ervan schetsen. Het voordeel is tweeledig:

  • De concessionaris kan aan de hand van deze inschatting een onderbouwd bod doen op dit deelterrein
  • De Vlaamse Waterweg kan met deze input de financiële impact van de saneringswerken opnemen in de concessieovereenkomst en zo eventuele risico’s m.b.t. bijkomende kosten omtrent de uitvoering van de sanering beperken


Ter voorbereiding van de opmaak van het bestek van de nieuwe concessie heeft Witteveen+Bos bijkomend bodemonderzoek uitgevoerd. Hierbij konden we enkele belangrijke belemmeringen voor de sanering detecteren en de saneringskost berekenen.

Bijkomende onderzoeken hebben geleid tot een betere karakterisering van de verticale verspreiding van het puur product door middel van OIP metingen. Door middel van een sleuvencampagne is de verontreiniging in de bovenste laag van de bodem verder onderzocht. Dit deden we niet enkel om een beter beeld te krijgen van de omvang en de ernst van de verontreiniging, maar ook in functie van de verwerkbaarheid van de betreffende materialen. Daarnaast troffen we tijdens een sleuvencampagne ook asbest aan in de bodem, iets wat geleid heeft tot het uitvoeren van bijkomend onderzoek naar de verwerkbaarheid van gronden die zowel met asbest, alsook met cyanide verontreinigd zijn.

Verhoogde concentratie aan cyanides in oppervlaktewater

Ten gevolge van de activiteiten van de cokesfabriek werd er in de grachten stroomafwaarts van de site ook verhoogde concentraties aan cyanides in het oppervlaktewater aangetroffen. Onderzoek toonde aan dat de cyanides, die zich in het slib van deze waterlopen bevinden, een belangrijke bron van de verontreiniging vormen. Witteveen+Bos heeft ook deze verontreiniging verder afgeperkt en het risico ervan ingeschat. De sanering ervan wordt eveneens een verantwoordelijkheid van de nieuwe concessionaris.

Bronverwijdering cyanideverontreiniging

Op het deelterrein waar momenteel nog activiteiten zijn, identificeerden we een belangrijke bron van de cyanideverontreiniging in het grondwater ter hoogte van de vijver, waarin het regenwater van het industrieterrein wordt opgevangen.

Door middel van een grondwatermodel en bijkomende (diepere) boringen konden we de omvang van deze verontreiniging beter bepalen. Deze verontreiniging dient prioritair te worden aangepakt. Om een verdere influx van de cyanides te vermijden, zal de verontreinigde grond ontgraven en extern verwerkt worden. Hiervoor hebben we een bodemsaneringsproject opgemaakt.

Echter wordt de sanering in belangrijke mate belemmerd door het feit dat de vijver een gekende voortplantingsplaats is voor kikkers en amfibieën. Bovendien werd een deel van deze zone gekarakteriseerd als bos. Met dit gegeven houden we rekening in de uitwerking van het saneringsplan om de natuur zo optimaal mogelijk te sparen tijdens de werken en om de natuurontwikkeling na afloop van de werkzaamheden zoveel mogelijk te stimuleren.

Pluim aanpak cyanideverontreiniging

Door de ernst van de cyanideverontreiniging in het grondwater werken we nu een actieve aanpak uit, waarbij we een aantal haalbaarheidstesten hebben opgestart om een concreet plan van aanpak te bepalen. Gezien de aard van de verontreiniging (niet biologisch afbreekbaar, niet vluchtig, beperkte absorptiemogelijkheden) dient deze sanering met behulp van innovatieve technieken te worden uitgevoerd. Het voorbereidende werk hiervoor is momenteel lopende.

In afwachting van een sanering ten gronde, wordt de grondwaterverontreiniging opgevolgd om de verspreiding ervan te kunnen uitsluiten en om tijdig bijkomende maatregelen te kunnen nemen. Bijgevolg worden monitoringsplannen uitgevoerd, waarbij peilbuizen voor het bijkomende onderzoek ingezet worden.

Meer informatie?

Roel Vleeracker

PMC-leider Environmental Development and Management