Strategisch milieueffectrapport voor landbouwbeleid
Het Europese Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) voor 2023-2027 richt zich op een versterking van de aandacht in de landbouwsector voor klimaat, milieu en biodiversiteit. Alle EU-lidstaten vertalen de hoofdlijnen voor het GLB voor de periode 2023-2027 naar hun eigen situatie. In Nederland is dit het Nationaal Strategisch Plan (NSP-GLB). Nederland heeft het NSP-GLB eind 2021 ingediend bij de Europese Commissie, die het in de loop van 2022 moet goedkeuren.
Het NSP-GLB
In de nationale uitwerking van het GLB geven de lidstaten aan welke stimulerende maatregelen ze willen inzetten, die aansluiten op de behoeften van het eigen land. Het in het NSP-GLB geformuleerde beleid bepaalt de verdeling van de Europese gelden voor de agrarische sector. De Europese gelden lopen via twee fondsen, die in Nederland als volgt worden ingezet:
- het garantiefonds, waarmee onder andere de basispremie en de nieuwe eco-regeling (financiering van vrijwillig toe te passen ecologische maatregelen) worden gefinancierd;
- het plattelandsfonds, dat gebiedsgericht inzetbaar is en zich onder meer richt op agrarisch natuur- en landshapsbeheer (ANLb), samenwerking, kennis en investeringen.
Elke lidstaat kan kiezen om een deel van het budget uit het garantiefonds over te hevelen naar het plattelandsfonds, waardoor er minder budget is voor algemene inkomstensteun en meer gelden beschikbaar komen voor gebiedsgericht beleid.
'Alternatief A, de eco-regeling, zorgt vooral voor een versterking van de algemene biodiversiteit, terwijl gebiedsgericht beleid zoals voorzien in alternatief B meer bijdraagt aan klimaat en zeldzame natuur.'
Het strategisch milieueffectrapport
Voor goedkeuring van het nationale plan door de EU is onder andere een begeleidend strategisch milieueffectrapport (S-MER) noodzakelijk. Dat S-MER heeft Witteveen+Bos in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verzorgd.
Het S-MER heeft de milieueffecten van de uitersten van het speelveld onderzocht waarbinnen de beleidskeuzes voor het NSP-GLB gemaakt zijn. Hiertoe zijn twee (onderzoeks)alternatieven, MER-A en MER-B, ontwikkeld die beide op een eigen wijze invulling geven aan het NSP-GLB. Alternatief A kenmerkt zich door nadruk op relatief grote inkomenssteun in combinatie met algemene milieu- en biodiversiteitsverbetering via een groot budget voor de eco-regeling. Alternatief B heeft strengere (milieu)voorwaarden om deel te kunnen nemen in combinatie met inkomensondersteuning die focust op vernatting in veeweidegebieden en zones met extensieve landbouw rond Natura 2000-gebieden.
De eco-regeling zorgt vooral voor een versterking van de algemene biodiversiteit, terwijl gebiedsgericht beleid zoals voorzien in alternatief B meer bijdraagt aan klimaat en zeldzame natuur. Geconstateerd is dat maatregelen die zich richten op de bodem een veel breder milieueffect hebben: effecten strekken zich uit naar waterkwantiteit, -kwaliteit en biodiversiteit. Aandachtspunten bij de uitwerking zijn: voldoende aansluiting van maatregelen bij de bestaande landschappelijke structuren en een professionele uitvoering. Deze milieu-informatie in het S-MER is gebruikt om de invulling van het NSP-GLB te bepalen.