De natuurvermeerderende stad:
Motor voor verbetering van de leefbaarheid én de biodiversiteit
Onze steden zijn biodiverser dan het landelijk gebied. Toen het landelijk gebied in Nederland nog een oase van rust en bloemenpracht was (denk aan het Verkade-album De bonte wei, van Jac P. Thijsse, uit 1911), waren onze steden qua biodiversiteit erg ondergeschikt aan de rijke flora en fauna daarbuiten. Hoe anders is dat tegenwoordig. Door de enorme intensivering, bijna industrialisering, van de landbouw zijn de bloemrijke weilanden verdwenen. Door schaalvergroting zijn kenmerkende landschapselementen zoals heggen, houtwallen, poelen en kleinschalige verkavelingen veranderd in de grootschalige, monotone raaigraslanden en maisvelden die we overal zien. Daarnaast heeft de grote toename van infrastructuur oude landschappen doorsneden en hebben we met dijken watersystemen verstoord. Zo zijn ook moeras, bos, heide, beken en rivieren verdwenen en gedegradeerd.
Door deze verarming van het landelijk gebied zagen we een ommekeer en zijn onze steden tegenwoordig biodiverser dan dit landelijke gebied. Echter, de stad biedt nog een hoop potentie voor een biodiversere doorontwikkeling die we moeten benutten. Biodiverse steden leveren namelijk een belangrijke bijdrage aan de landelijke biodiversiteit en kunnen daarom een grote rol spelen in het herstel ervan. Biodiverse stedelijke gebieden zijn aantrekkelijker, leefbaarder en gezonder en bieden economische voordelen: het groen koelt, vangt fijnstof af, maakt gelukkig en biedt economische waarde voor de woningbouwopgave. Veel soorten die van origine hun zwaartepunt hebben in natuurgebieden en in het landelijk gebied, gebruiken de stad als belangrijk onderdeel van hun levenscyclus: de stad als belangrijke schakel en ‘hub’ voor biodiversiteit.
Biodiverse steden kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het landelijk herstel van de biodiversiteit. Het zijn de kernen van waaruit het landelijk gebied weer gekoloniseerd kan worden, als we er in slagen om daar de milieukwaliteit op orde te brengen. Van ‘sink’ naar ‘source’ dus: de natuurvermeerderende stad! Een stad die niet alleen natuurinclusief is maar natuur vermeerdert. Hiertoe is het belangrijk dat:
- er geen harde scheidslijnen gehanteerd worden tussen stedelijke gebieden en natuurgebieden. Planten en dieren moeten de totale gradiënt, van de centra van onze steden, via onze infrastructuur tot in het hart van onze natuurgebieden, zoveel mogelijk kunnen gebruiken. Stedelijke inbreiding verdient daarbij de voorkeur maar stedelijke uitbreiding daarbij is prima, mits de biodiversiteit van een dergelijk gebied verhoogd wordt ten opzicht van het huidige landelijk gebied.
- biodivers bouwen beloond wordt door meer ontwikkelruimte te bieden in vergunningen. Door bijvoorbeeld meer BVO (bruto vloeroppervlak) toe te staan als alle gevels en daken maar natuurlijke kwaliteit bieden door onder meer groen en nestkasten.
- er een (eco)systeembenadering gehanteerd wordt die rekening houdt met de regionaal en lokaal voorkomende (inheemse) soorten planten en dieren. Door rekening te houden met de regionale verschillen krijgen onze steden ook weer meer ‘couleur locale’, waarmee nieuwe woonmilieus nog unieker en onderscheidener gemaakt kunnen worden daarmee meer kwaliteit en volwassenheid krijgen.
- alle mogelijkheden benut worden, zowel in bestaand als nieuw stedelijk gebied, van particuliere, bedrijfsmatige en openbare gebouwen en infrastructuur. Hierbij kan een gerichte gemeentelijke aanpak (loket) helpen om privé-terrein biodiverser te maken. Zorg voor een helder aanspreekpunt dat proactief helpt met vergunningen, subsidies en meer. De gemeente als kapitein van de private vloot.
- biodiversiteits- en klimaatadaptatiemaatregelen hand in hand gaan.
Onze stedelijke gebieden en bermen hebben daarmee dus onbedoeld een belangrijke verantwoordelijkheid gekregen. Als we de woningbouwopgave en infrastructurele ontwikkeling op deze wijze gaan realiseren, verbeteren we de leefkwaliteit én de biodiversiteit. Wie wil dat nou niet?