Van wie is die informatie?
Cobouw-column door Jaap de Koning
Van wie is die informatie?
De huidige Europese aanbestedingsrichtlijnen dateren alweer uit 2014 en volgens planning moeten deze in 2024 worden vervangen door nieuwe richtlijnen. Het lijkt nogal vroeg om daar mee te beginnen, maar de schijn bedriegt. En de vraag is wat de doelstellingen gaan worden van de komende bijstelling. Waar wil Europa naar toe met haar aanbestedingsbeleid?
De Europese aanbestedingsrichtlijnen hebben inmiddels een aardige geschiedenis. De eerste formele Europese verplichting tot aanbesteden betrof de Aanbestedingsrichtlijn voor Werken uit 1971. De handhaving daarvan bleef jarenlang marginaal en pas in 1993 kwam er effectieve regelgeving over Europees aanbesteden. De jaren erna begon het aantal aanbestedingen sterk toe te nemen. Dat paste ook in het groeiende geloof in marktwerking als leidend principe in de relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Bij veel aanbesteders werd dat zichtbaar doordat de afdeling inkoop verantwoordelijk werd voor de aanbesteding. Aanbesteden werd een vakgebied en daarbij hoorde ook een vakvereniging, de Nederlandse Vereniging voor Aanbestedingsrecht.
De volgende set Europese aanbestedingsrichtlijnen dateren uit 2004. Die richtlijnen hadden vooral een aantal marktdoelstellingen: de grensoverschrijdende handel moest worden bevorderd, er moest meer concurrentie komen en meer transparantie. De richtlijnen van 10 jaar later (uit 2014, tevens de huidige richtlijnen) kennen echter andere doelstellingen, want ze zijn bedoeld als instrument om de Europese doelen in 2020 te halen. Het gaat om meer duurzaamheid, een hoger kennisniveau, meer innovatie en een socialer Europa. Een belangrijke inhoudelijke wijziging was de verplichting (min of meer) om EMVI te gebruiken. Dat is een stap in de goede richting, maar nog veel belangrijker was de boodschap van de Europese commissie. De richtlijnen zijn nadrukkelijk bedoeld als instrumenten om de doelstellingen in 2020 te bereiken. Dat betekent dat het aanbesteden niet alleen meer een inkoopdoelstelling moet zijn, maar dat de opgave veel breder (en hoger!) in de organisatie gelegd moet worden. De richtlijnen bieden ruime mogelijkheden om op verschillende manieren de markt te benaderen. Dat ze nogal eens anders worden ervaren is onze eigen schuld. Als we de richtlijnen een minder juridische en bedrijfsmatige status zouden geven en er praktischer mee om zouden gaan, krijgen ze weer de rol die ze zouden moeten hebben.
De totstandkoming van de richtlijnen in 2014 was een grote opgave en het heeft zo’n vier jaar geduurd (en heel veel overleg en discussie) voordat er set lag waar alle lidstaten (24) zich in konden vinden. Dat heeft ook tot gevolg gehad dat er veel meer tekst nodig was, en uiteindelijk werden de richtlijnen twee maal zo omvangrijk als de vorige versies uit 2004.
De richtlijnen uit 2014 dienden dus een hoger doel, en de grote vraag is wat de leidende principes worden van de nieuwe richtlijnen. Europa heeft doelen geformuleerd voor 2030 en daarin ligt het zwaartepunt overduidelijk op het milieu. Europa wil in 2050 energieneutraal zijn en het actieplan bevat op verschillende thema’s duidelijke doelstellingen. Zo moeten we economisch groeien zonder dat we de grondstoffen uitputten en moeten we ook alle regio’s volwaardig mee laten doen. Als deze elementen een grote rol gaan spelen, zullen we EMVI verder moeten brengen. Ook moeten we dan echt werk maken van een deugdelijke Life Cycle Approach (LCA) benadering en daarop onder meer de kostprijsberekening baseren. Dat zal nog een hele kluif worden met alle betrokken lidstaten, die nogal verschillen in de mate waarin ze op dit punt ontwikkeld zijn.
Maar de belangrijkste boodschap blijft toch onveranderd. Gebruik de aanbestedingsrichtlijnen als een strategisch instrument om de organisatiedoelen te bereiken, en niet alleen om de juiste aanbieding te selecteren. Alleen dan zijn we in staat om de ambitieuze doelstellingen te halen!
Drs. Ing. J.N. de Koning, Witteveen+Bos
Meer informatie?