Gepubliceerd op 17 juni 2021

Nieuwe tijdelijke richtlijnen inzake stikstofuitstoot n.a.v. stikstofarrest

De Programmatische Aanpak  Stikstof (PAS) heeft als doel stikstofdeposities via de lucht stelselmatig terug te dringen om zo de druk op de Speciale Beschermingszones (SBZ) te verlagen. Als gevolg van een recente uitspraak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb), het zogenaamde stikstofarrest, zijn de voorlopige uitgewerkte stikstofdepositierichtlijnen niet langer van toepassing.

Impact cumulatief effect vergt passende beoordeling voor vergunningsaanvragen

Om een goed beeld te verkrijgen van de mate waarin bedrijven het milieu belasten, moet er een passende beoordeling bij de vergunningsaanvraag gevoegd worden. Onder de voorlopige PAS verviel deze verplichting, zodra de resulterende stikstofdepositie - van zowel ammoniak (NH3) alsook NOx - minder dan 5 % bedroeg van de laagste kritische depositiewaarde (KDW). In dat geval werd de bijkomende belasting op het milieu als niet-significant beschouwd.

De RvVb maakt in het stikstofarrest bezwaar tegen de 5 %-regel. Men oordeelt  immers dat de 5 %-regel te weinig wetenschappelijk onderbouwd is. Daarnaast geeft het RvVB ook aan dat een stijging van minder dan 5 % significant is wanneer een SBZ reeds gekenmerkt wordt door overbelasting. De Raad redeneert als volgt: vele kleine deposities leiden eveneens tot een toename van de milieubelasting. In dit geval is er ook sprake van een ‘betekenisvolle aantasting’. Daarom is de RvVb van mening dat het cumulatief effect van stikstofdeposities in rekening gebracht moet worden.

Strengere normen voor stikstofemissie

In afwachting van de definitieve PAS heeft de Vlaamse overheid op 2 mei 2021 een reeks tijdelijke richtlijnen uitgevaardigd, waarbij o.a. de 5 %-richtlijn aangepast werd. Volgens de aangepaste richtlijnen vervalt de plicht van een passende beoordeling in het geval van een industrie- of landbouwdossier, bij een stikstofdepositie kleiner dan respectievelijk 1 en 0 % van de laagste KDW.

Het verschil tussen beide sectoren is deels het gevolg van het verschillende 'type' geëmitteerde reactieve stikstof. Zo stoot de industrie voornamelijk NOuit, terwijl de landbouw voornamelijk NH3 uitstoot. Van beide stoffen wordt NOx over een grotere afstand getransporteerd, waardoor het in de belangrijke mate de achtergrondwaarde in Vlaanderen bepaalt. NH3 daarentegen heeft eerder een lokaal effect. Een bijkomende reden voor de strengere richtlijn inzake NH3, is dat de depositie ten gevolge van NOx onder het geschorste significantiekader een dalend trend vertoont, terwijl dit voor NH3 niet (of minder) het geval is.

Wens je een vergunningaanvraag in te dienen? Witteveen+Bos ondersteunt probleemeigenaars bij het in kaart brengen van relevante bronnen en hun emissies, het modelleren van de verspreidingsgraad en de stikstofdepositie aan de hand van een voortoets, alsook een uitgebreide passende beoordeling indien vereist.

Deel dit artikel

Meer informatie?

Roel Vleeracker

PMC-leider Environmental Development and Management