Gepubliceerd op 20 december 2018

Promotie Aries van Beinum op verkeersturbulentie

Ir. Aries van Beinum, PMC-leider Verkeer en wegen bij Witteveen+Bos, promoveerde op 20 december 2018 aan de TU Delft op zijn onderzoek naar turbulentie; verstoringen in de verkeersstroom (zoals rijstrookwisselingen) die optreden rondom in- en uitvoegstroken. De resultaten van het onderzoek bieden wegontwerpers inzichten waarmee zij in hun ontwerpen nog beter kunnen anticiperen op het gedrag van de weggebruiker.

Rondom in- en uitvoegstroken is sprake van een verhoogde mate van turbulentie. Deze verhoging begint doorgaans een paar honderd meter vóór de in- of uitvoegstrook en verdwijnt een paar honderd meter erna. Ontwerprichtlijnen stellen daarom dat weefvakken een bepaalde minimale lengte moeten hebben en dat in- en uitvoegstroken op een bepaalde minimale afstand van elkaar moeten liggen. De afstanden tussen toe- en afritten en de lengte van weefvakken zijn dus gebaseerd op het gebied rondom de in- of uitvoeging, waarvoor een verhoogde mate van turbulentie geldt.

Uit het onderzoek is gebleken dat de meeste rijstrookwisselingen dichtbij het puntstuk plaatsvinden. Dit suggereert dat bestuurders de voorkeur hebben om zo snel mogelijk de snelweg op te gaan of te verlaten, zodra daar de mogelijkheid voor is. Dit gedrag vindt plaats bij zowel invoegstroken, uitvoegstroken en in weefvakken. Omdat de meeste rijstrookwisselingen dichtbij het puntstuk plaatsvinden, zal het vergroten van de afstanden tussen toe- en afritten of het vergroten van de weefvaklengte niet, of slechts beperkt, leiden tot een lagere mate van turbulentie.

Automobilisten hebben echter wel voldoende tijd nodig om de voorgenomen rijstrookwisseling te plannen, voordat deze uitgevoerd wordt. De beschikbare lengte voor het plannen van de rijstrookwisseling in het ontwerp is daarom belangrijker dan de lengte van het wegdeel waar sprake is van een verhoogde mate van turbulentie. De aanbeveling uit Aries’ onderzoek is dan ook dat de onderlinge afstand tussen in- en uitvoegstroken en de weefvaklengte moet worden gebaseerd op de lengte van dat ‘voorbereidingspad’, in plaats van op turbulentie.

Deel deze pagina