Gepubliceerd op 09 maart 2021

Onderzoek aanvoer zoet water op Schouwen-Duiveland afgerond

De beschikbaarheid van zoet water staat onder druk. Periodes van heftige regenval en extreme droogte wisselen elkaar steeds vaker af. Het water is er niet altijd op het moment dat je het nodig hebt. Ook voor de agrariërs op Schouwen-Duiveland is dit een probleem. De landbouw op het eiland is voor de beschikbaarheid van zoet water aangewezen op lokale neerslag en een beperkte hoeveelheid zoet grondwater. Zeker bij langdurige droogte is er een tekortaan zoet water. De laatste jaren is de roep om een eigen aanvoerleiding met zoet water steeds luider geworden.

Provincie Zeeland gaf aan Witteveen+Bos de opdracht om de mogelijkheden van een externe leiding te verkennen. Dit onderzoek is onlangs afgerond. Voor de verkenning werd nauw samengewerkt met Waterschap Scheldestromen, gemeente Schouwen-Duiveland en de landbouwsector.

Drie bronnen, twee distributiesystemen

Witteveen+Bos vergeleek de aanvoer vanuit drie verschillende bronnen. Daarnaast bekeken zij twee verschillende distributiesystemen om het water bij de boer te krijgen: een gesloten leidingstelsel en een systeem dat gebruik maakt van bestaande watergangen en sloten. In totaal leverde dat zes varianten op. Deze zijn onderling vergeleken op functionaliteit, effecten op de omgeving, duurzaamheid van de bron, realisatietijd en kosten.

De eerste bron is de Noorder Krammer. Deze ligt het dichtst bij Schouwen-Duiveland, maar naar verwachting zal het water in de Krammer ook na ingebruikname van het innovatieve zoet-zoutscheidingssysteem in 2024 te zout zijn om te gebruiken in de landbouw.

Van de twee andere beschouwde bronnen, de Eendracht in het Schelde-Rijnkanaal en het Haringvliet, levert de laatste het meeste zoete water op, maar deze heeft als nadeel dat deze op grotere afstand ligt van Schouwen-Duiveland. Dat betekent dat er extra transport nodig is. Is het water eenmaal op Schouwen-Duiveland, dan kan ongeveer 10.000 hectare landbouwgebied van zoet water worden voorzien. Beide distributiesystemen kennen voor- en nadelen.

Prijskaartje

De werkgroep van regionale betrokken partijen concludeert dat water vanuit de Noorder Krammer ongeschikt is. De overige vier varianten hebben elk plussen en minnen. Geen enkele variant scoort op alle criteria het beste. De kosten van externe zoetwateraanvoer zijn in alle gevallen hoog. Witteveen+Bos becijfert de aanlegkosten tussen de 40 en 180 miljoen euro. Daar komen dan nog jaarlijkse gebruikskosten bij van 0,8 tot 3,6 miljoen euro. In het algemeen geldt: hoe hoger de functionaliteit, hoe hoger het prijskaartje.

Hoe gaat het verder?

Een belangrijke conclusie van het onderzoek is dat externe aanvoer van zoet water een forse investering vergt, ongeacht de variant die je kiest. De komende tijd inventariseren betrokken organisaties of er ondanks de hoge kosten toch een rendabele aanvoer uit te werken valt en hoe die bekostigd kan worden. De aanvoeropties worden daarbij ook afgezet tegen andere mogelijkheden om vraag en aanbod van zoet water beter in balans te brengen. Op dit moment lopen er immers meerdere verkenningen. Denk bijvoorbeeld aan manieren om water te besparen (druppelirrigatie), opslag van regenwater in bassins en bodem of hergebruik van restwater.

Deel deze pagina